“Waar wil je staan binnen een jaar?”, vroeg ze.
Het was tijdens een verkennend gesprek met een Nederlandse ondernemerscoach. Ze wilde zicht krijgen op mijn ambities.
“Als geld geen issue is, wat zou je dan willen bereiken?”
Ik wist het meteen. Als ik luidop zou dromen, dan wil ik een eigen retraitecentrum. Waar ik groepen kan ontvangen, mensen mee in de natuur kan nemen, en heel het jaar door retraites kan begeleiden. Zodat ik niet meer zelf naar locaties moet zoeken, maar ik mijn eigen vaste plek heb. En dat de mensen naar mij toe komen.
Ze was niet onder de indruk. “Dat klinkt best realistisch, hoor” zei ze droog. Alsof ze een veel wilder idee van me had verwacht. Daar moest ik even van slikken. Voor mij leek het net heel hoog gegrepen. Ik projecteerde het ver weg in de toekomst: misschien ooit, binnen 10 of 20 jaar. En nu vertelde deze coach dat het best kon op korte termijn? Hm.
Ik weet nog altijd niet of ik het met haar eens ben – zelf een centrum uit de grond stampen vind ik echt iets groots – maar haar antwoord gaf me wel een ander perspectief. Ze bracht de droom dichter bij het heden, gewoon door te geloven dat het kon. Ze doorprikte mijn overtuiging dat het enkel voor de verre toekomst was weggelegd. Ze gaf me een sprankeltje hoop.
Het voorbeeld van een eigen centrum is nog relatief onschuldig. Ik kan ook perfect gelukkig zijn zonder. Maar wat als het gaat over echt belangrijke dingen? Wezenlijke dingen voor ons welzijn en geluk: onze toekomst, hoe we willen leven, waar we onze tijd in steken, hoe we onze dagen doorbrengen? Als we dan ook uitgaan van het idee dat het niet anders kan, dan zetten we onszelf vast. Dan zien we geen andere mogelijkheden en stopt het. We durven niet dromen van een ander leven, want het is toch niet realistisch. “Misschien als ik op pensioen ben, dan ga ik doen wat ik echt wil.” Maar voorlopig wordt de droom best opgeborgen. Veilig verticaal geklasseerd. (meer…)